(incl. toevoegingen en onttrekkingen, bedragen x € 1.000) | |||||||||||
f | Begroting | Realisatie t/m | Prognose resultaat | ||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Activiteit | Lasten | Baten | Saldo | Lasten | Baten | Lasten | Baten | Saldo | |||
Bescherming jeugd en gezin en Maatschappelijke opvang | 211.258 | 37.496 | 173.762 | 176.890 | 17.242 | 3.200 | N | 0 | 3.200 | N | |
Gespecialiseerde zorg en ondersteuning | 181.696 | 4.439 | 177.257 | 119.223 | -520 | 0 | 0 | 0 | |||
Jeugdhulp | 184.391 | 0 | 184.391 | 86.587 | 159 | 9.050 | N | 0 | 9.050 | N | |
Opgave Nieuwkomers | 77.386 | 81.740 | -4.354 | 28.159 | 75 | 7.316 | N | 7.316 | V | 0 | |
Sociale basis | 67.581 | 8.680 | 58.901 | 45.348 | 3.089 | 1.100 | V | 0 | 1.100 | V | |
Volksgezondheid | 104.564 | 59.628 | 44.936 | 54.469 | 30.503 | 1.200 | N | 600 | V | 600 | N |
Totaal | 826.876 | 191.983 | 634.893 | 510.676 | 50.547 | 19.666 | N | 7.916 | V | 11.750 | N |
Jeugdhulp € 11- 16 mln. (N)
Het resultaat op de jeugdzorgactiviteiten samen komt naar verwachting uit op ca € 15 mln. nadelig (bandbreedte € 11-16 mln. nadelig). Naast € 9 mln. nadeel op de activiteit Jeugdhulp valt € 5,5 mln. van het nadeel op jeugdzorg onder de activiteit Bescherming jeugd en gezin (en Maatschappelijke opvang). Deze tekorten zijn vooral ontstaan door onvoldoende budget vanuit het Rijk doordat bezuinigingen vanuit de Hervormingsagenda al ingeboekt zijn, terwijl maatregelen nog niet uitgewerkt zijn. Door sterke sturing op kostenbeheersing worden de uitgaven zoveel mogelijk beperkt. Zie RIS318282 voor meer informatie over kostenontwikkeling en kostenbeheersing. Het tekort bij Jeugdzorg is lager dan in de 4-maands, vooral door inzet van de programmareserve programma 8 voor ca € 14 mln.
Wmo € 2 – 7 mln. (V)
Op de verschillende Wmo-onderdelen verwachten we op dit moment een resultaat van circa € 3 mln. (bandbreedte € 2 mln. tot € 7 mln.) voordelig bij Bescherming jeugd en gezin en Maatschappelijke opvang, voornamelijk door “verdringing” in het aantal cliënten door de Wlz bij Beschermd wonen en lager aantal cliënten met een indicatie dagbesteding of begeleiding.
Zoals gemeld in de 4-maands rapportage is het voordeel lager dan vorig jaar door hogere tarieven en volumeontwikkelingen zoals bij gezinsopvang, huishoudelijke hulp en trapliften. Zo stijgen de kosten voor gezinsopvang dit jaar met ca € 5 mln. ten opzichte van vorig jaar. Het verwachte voordeel is € 3 mln. lager dan gerapporteerd in de 4-maands, mede door de gestegen kosten voor gezinsopvang.
Opgave nieuwkomers (neutraal)
De prognose van het onderdeel Nieuwkomers is neutraal. Deze kosten worden volledig vergoed door het Rijk. In de begroting 2024 was nog geen rekening gehouden met de Spreidingswet (taakstelling asiel). In de tussentijd is de begroting deels aangepast. De actuele situatie past echter al niet meer bij de begroting, waardoor een vergelijking weinig zinvol is. De baten én lasten wijken fors af van de begroting: zowel de baten als de lasten vallen naar verwachting € 7,3 mln. lager uit dan begroot. Deze afwijking zal mogelijk met een slotwijziging worden bijgesteld.
Prognose in bandbreedte samengevat:
Prognose resultaat | ||
Cluster | Saldo | |
Jeugd | 11-16 mln | N |
Wmo | 2-7 mln | V |
Overig | 0 | |
Totaal | 4-14 mln | N |
Nadere informatie Jeugdzorg
Op jeugdzorg wordt in deze 8-maandsrapportage een tekort van € 15 mln. verwacht, met een bandbreedte van € 11 mln. tot € 16 mln. Het verwachte tekort is ca. € 14 mln. lager dan in de 4-maandsrapportage door inzet van de programmareserve.
Het tekort is in lijn met de uitkomst in 2023, rekening houdend met een 3% groei in 2024 van de voorzieningen die niet in de aanbesteding Haags Toekomstperspectief zijn opgenomen.
De herkomst van het tekort en de kostenbeheersingsmaatregelen zijn uitgebreid beschreven in de commissiebrief ‘Ontwikkelingen jeugdhulp’ (RIS318282).
Hieronder worden de belangrijkste oorzaken kort toegelicht.
De jeugdzorg is een open-einde-regeling, waardoor de gemeente verplicht is de jeugdzorg te verstrekken die gevraagd is. Verwijzingen voor de jeugdzorg worden niet alleen door de gemeente gedaan, maar ook door huisartsen, gecertificeerde instellingen (GI’s), rechters en medisch specialisten. Hierdoor is de mogelijkheid om te sturen op lasten beperkt.
De afgelopen jaren zijn met name de kosten voor specialistische zorg aanzienlijk gestegen. In 2023 is het beroep op ingekochte voorzieningen (gecorrigeerd voor prijscompensatie) toegenomen met € 11 miljoen (circa 7%). Dat komt overeen met de gemiddelde stijging de afgelopen jaren (ook landelijk).
De prijscompensatie van het Rijk, die binnen de gemeente wordt uitgekeerd als de ‘trend’, is niet voldoende om de prijscompensatie aan aanbieders te compenseren. We hebben te maken met de AMvB reële prijzen en moeten cao- en andere prijsstijgingen compenseren. Daarnaast is de landelijk ingezette versnelde afbouw van Jeugdzorg Plus een risico. Die zal de gemeente naar verwachting zo'n € 4 mln. extra kosten.
Gemeenten zijn vanaf 2019 in gesprek met de Rijksoverheid om te komen tot een kwalitatief beter en financieel houdbaar stelsel van jeugdzorg. Gemeenten moeten hierbij landelijk een bedrag oplopend tot jaarlijks circa € 1 miljard besparen. Het aandeel van Den Haag hierin loopt in 2027 op tot structureel € 35,7 mln per jaar. Daarnaast heeft het Rijk bij het regeerakkoord 2021 een extra bezuiniging voor gemeenten toegevoegd oplopend tot € 511 mln. vanaf 2027. Deze was vanaf het begin onrealistisch en is in het regeerprogramma van het nieuwe kabinet dan ook geschrapt. De oorspronkelijke bezuiniging van € 1 miljard (ca. 20% van het budget) is blijven staan.
Rijk en gemeenten hebben op 18 april 2023 een principeakkoord bereikt over het financiële kader en de nodige maatregelen om hiertoe te komen als onderdeel van de Hervormingsagenda Jeugd.
De bezuinigingen in 2024 en 2025 zijn verzacht, maar er resteert in deze jaren een besparingsopgave van € 374 mln. (aandeel Den Haag circa € 15 mln. per jaar). De bezuinigingen vanuit de Hervormingsagenda zijn ingeboekt vanaf 2022, terwijl de maatregelen nog niet uitgewerkt zijn. Nog steeds heeft het Rijk bijvoorbeeld geen werk gemaakt van wettelijke inperking van de reikwijdte. Een externe, onafhankelijke ‘commissie van deskundigen’ volgt de uitvoering van de Hervormingsagenda en brengt hierover zwaarwegend advies uit aan het Rijk en de VNG. Het eerste advies van de commissie wordt begin 2025 verwacht. Dit advies kan gevolgen hebben voor de wijze waarop het Rijk de jeugdzorg in de toekomst bekostigt.
Met het Haags Toekomstperspectief Jeugd- en Gezinshulp is de koers uitgezet voor een nieuwe werkwijze en bekostigingsmodel voor de jeugdhulp per 2024. Deze nieuwe manier van werken per 2024 sluit aan bij de ideeën van de landelijke Hervormingsagenda Jeugd die als hoofddoel heeft het verbeteren van de kwaliteit van de jeugdzorg en het financieel houdbaar krijgen van het stelsel. Hiermee wordt op termijn het lokale deel van de bezuiniging in de Hervormingsagenda ingevuld.
Een belangrijk onderdeel van de Haagse Jeugd- en Gezinshulp is het stimuleren van preventieve maatregelen. Deze maatregelen zijn niet wettelijk verplicht en leiden in eerste instantie tot extra kosten, maar de verwachting is dat door deze maatregelen op de langere termijn besparingen gerealiseerd kunnen worden. Deze besparingen zullen bijdragen aan het behalen van de gevraagde bezuiniging.
Aanvullend hierop worden lokaal kostenbeheersende maatregelen getroffen die aansluiten op de ingeboekte financiële besparingen uit de Hervormingsagenda (zie voor de actielijnen van het lokale actieplan ‘Grip en zicht op kosten jeugdhulp’ de eerdergenoemde commissiebrief).
Nadere informatie Wmo
Het financiële voordeel op de Wmo is lager dan de afgelopen jaren, zoals verwacht en aangekondigd in de P&C-producten de afgelopen jaren. In 2022 was er een voordeel van ca. € 20 mln. en in 2023 van ca. € 23 mln. Op dit moment wordt een voordeel verwacht van € 3 mln. met een bandbreedte van € 2 mln. tot € 7 mln. (ten opzichte van € 6 miljoen in de 4-maandsrapportage met een bandbreedte van € 5 mln. tot € 10 mln.).
Het lagere voordeel in 2024 t.o.v. 2023 komt onder meer door:
- Herijking van de tarieven conform de AMvB reële prijzen (ca. € 6 mln.). De prijsontwikkeling was hoger dan normaal door een hogere loonontwikkeling in de zorg.
- De kosten voor gezinsopvang stijgen met ca. € 5 miljoen t.o.v. 2023.
- In het coalitieakkoord is een bezuiniging (‘maatregelenpakket’) op de Wmo opgenomen van € 3 mln. in 2024.
- Volumestijgingen zoals bij huishoudelijke hulp (€ 4 mln.) en trapliften (€ 2 mln.).
De maatregelen kostenbeheersing uit het coalitieakkoord 2019-2022 zijn succesvol doorgevoerd en door corona hebben burgers (deels) alternatieven gevonden voor hun ondersteuningsbehoeften. Op langere termijn stijgt de zorgvraag door toename van het aantal ouderen (tot 2040 neemt het aantal 65-plussers toe met circa 40%, en het aantal 80-plussers verdubbelt bijna) en door toename van het aantal chronisch zieken. Ook is in de zorg sprake van krapte op de arbeidsmarkt. Beide ontwikkelingen zorgen voor meer druk op de uitgaven.
Met het Integraal Zorgakkoord (IZA) en het programma Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen (WOZO) zijn afspraken met veldpartijen (waaronder de VNG) gemaakt om de zorg goed, toegankelijk en betaalbaar te houden. Het IZA richt zich op de beweging naar passende zorg (Juiste Zorg op de Juiste Plek), meer regionale samenwerking en meer focus op gezondheid in plaats van zorg (preventie). WOZO is erop gericht dat ouderenzorg ook in de toekomst blijft passen bij wat ouderen willen, met de norm: zelf als het kan, thuis als het kan en digitaal als het kan. Het risico is dat zowel IZA als WOZO in de toekomst gaat zorgen voor een groter beroep op de Wmo.
Om de Wmo in de toekomst betaalbaar te houden wordt geïnvesteerd in preventie, het versterken van de sociale basis en zorginnovatie.
Omdat de uitgaven voor de Wmo de komende jaren door de vergrijzing sneller stijgen dan het BBP, onderzoekt het Rijk samen met de VNG een passende indexering. Vooruitlopend hierop heeft het Rijk middelen toegekend voor een aanvullende indexering voor demografie boven op de BBP-systematiek. Landelijk gaat het om € 75 mln. in 2026 oplopend tot structureel € 300 mln. in 2029. Het aandeel van den Haag hierin is ca € 10 mln. in 2029.